Engels

Voeding & Duurzaamheid

Hoe duurzaam is de voedselproductie wat betreft ecologische houdbaarheid?

De wereldwijde primaire voedselproductie gaat gepaard met uitstoot van broeikasgassen, landgebruik, verbruik van water en nutriënten, verlies van biodiversiteit en uitputting van visgronden. Deze factoren kunnen elkaar op complexe manieren versterken. 

Broeikasgassen

De voedselproductie heeft een aandeel van 14% in de totale uitstoot van broeikasgassen in Nederland. In Nederland is de uitstoot van de primaire voedselproductie sinds 1990 met circa 13% afgenomen, mede dankzij succesvol mestbeleid, energiebesparing in de glastuinbouw en een krimpende veestapel. Door het afschaffen van de melkquota is de melkveestapel sinds 2012 echter weer 6% gegroeid.

CBS, PBL, Wageningen UR (2011), p. 1-2.

CBS, PBL, Wageningen UR (2015), p. 1-2.

Waar 25% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen door voedselproductie komt, wordt ruim de helft hiervan veroorzaakt door de productie van vlees, eieren, vis en zuivel. Hiervan wordt het grootste deel veroorzaakt door rundvlees- en koemelkproductie, via de uitstoot van methaan door koeien of het lachgas (N2O) dat vrijkomt uit mest. Maar de veevoerproductie voor bijvoorbeeld kippen en varkens veroorzaakt ook CO2-emissie, door ontbossing voor landbouwgrond en de afbraak van organische stof uit veengronden.

Blonk, H., Alvarado, C., & Schryver, A. D. (2007), p. 20-24.

Landgebruik

In Nederland wordt tweederde van het totale landoppervlak gebruikt voor akkerbouw en veeteelt. De productiviteit van de landbouw per hectare in ons land is één van de hoogste van alle OESO-landen, het gevolg van vruchtbare grond en decennialange innovatie op een klein landoppervlak. In totaal is ongeveer zes miljoen hectare nodig voor de Nederlandse consumptie, waarvan 85% buiten de landsgrenzen ligt. Het grootste deel hiervan ligt in andere West-Europese landen als Duitsland, maar veel komt ook van buiten Europa, waar de gewasopbrengsten per hectare doorgaans lager zijn.

Een derde van het wereldwijde landoppervlak wordt gebruikt voor landbouw (lang niet al het landoppervlak is hiervoor geschikt). Hiervan is driekwart voor de productie van veevoer of is grasland voor vee. Rundvlees heeft het grootste landgebruik, gevolgd door varkensvlees, en als laatste kippenvlees. De oorzaak hiervan is de voerconversie: runderen zetten plantaardige energie en eiwitten relatief inefficiënt om in vlees. Voor de gemiddelde dagelijkse consumptie van een EU-burger wordt drie kilogram voer omgezet in 100 gram vlees en 100 gram melk.

Eén van de bestanddelen van veevoer is soja, die aantrekkelijk is vanwege het hoge eiwitgehalte. Veruit de meeste soja die in Europa wordt gebruikt is bestemd voor veevoer en komt uit Zuid-Amerika, waarvoor er vaak graslanden zijn omgezet tot landbouwgrond. Tussen de vijftig en tachtig procent van de wereldwijde ontbossing tussen 1990 en 2008 wordt naar schatting veroorzaakt door illegale uitbreiding van landbouwgrond (voornamelijk voor veeteelt, veevoerproductie of palmolieplantages), wat leidt tot het verdwijnen van tropische regenwouden. Anderzijds heeft het behouden van grasland voor bijvoorbeeld veeteelt weer bodemerosie tot gevolg als de begrazing te intensief is.

PBL (2012b), p. 12.

PBL (2012a), p. 26.

PBL (2011), p. 12-13, 25, 160.

Brack, D. (2015), p. 3.

Watergebruik

Grote hoeveelheden water zijn nodig om voedsel te produceren: voor een kilo aardappelen is 250 liter water nodig, tegenover 15.500 liter voor een kilo rundvlees. Acht procent van het wereldwijde waterverbruik is toe te schrijven aan de veeteelt, wat in gebieden met toenemende waterschaarste tot problemen kan leiden.

Hoekstra, A. Y., & Förare, J. (2008), p. 54.

Lundqvist, J., de Fraiture, C., & Molden, D. (2008), p. 11.

Biodiversiteit

Voedselproductie is afhankelijk van diensten die ecosystemen leveren, zoals koolstoffixatie, waterzuivering en bestuiving. Afnemende biodiversiteit vermindert de effectiviteit van deze diensten, en is daardoor gevaarlijk. Landgebruik is een van de belangrijkste redenen voor wereldwijd verlies van biodiversiteit, door inefficiënt gebruik van land en de conversie van natuurgebieden naar landbouwgrond. Biodiversiteit wordt veelal uitgedrukt in Mean Species Abundance (MSA): de omvang van populaties van inheemse planten- en diersoorten is ten opzichte van de natuurlijke situatie. Wereldwijd spreekt men van een MSA van 70%, terwijl dit in Europa minder dan 50% is. In het drukbevolkte Nederland is de MSA slechts 15%. Hoewel in Europa de afgelopen eeuwen veel biodiversiteit verloren is gegaan vanwege het toenemende landgebruik door mensen, neemt de biodiversiteit daar dankzij herontwikkeling van natuur minder sterk af dan elders in de wereld. 

Blonk, H., Kool, A., Luske, B., de Waart, S., & ten Pierick, E. (2008), p. 3.

CBS, PBL, Wageningen UR (2013), p. 1-2.

Landbouwgrondstoffen

De vruchtbaarheid van landbouwgrond is in grote mate afhankelijk van de concentratie stikstof en fosfaat, omdat planten deze stoffen nodig hebben om te groeien. In de tweede helft van de twintigste eeuw gebruikten Nederlandse boeren steeds meer mest en kunstmest, waardoor de opbrengst van oogsten toenam. Het ontstane overschot aan stikstof en fosfaat zorgde voor vermesting van lokale ecosystemen en wateren. Eutrofiëring is de overspoeling van een ecosysteem met voedingsstoffen, met algenbloei of andere organische wildgroei tot gevolg, met negatief effect op de lokale biodiversiteit. Verzuring is de verhoging van de zuurtegraad in de bodem of het wateroppervlak, veroorzaakt door het uitspoelen van nitraat. Bacteriën zetten stikstof verder om in het giftige ammoniak en lachgas, een krachtig broeikasgas. Mede dankzij regelgeving op mestafzet en uitstoot is sinds 1990 de uitstoot van stikstof, fosfor en ammoniak sterk afgenomen, evenals de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen dat in het oppervlaktewater terecht komt. Nederland is echter nog steeds het land met het hoogste stikstofoverschot per hectare landbouwgrond in Europa.

PBL (2014a), p. 20-25.

In de rest van de wereld dreigt er juist een tekort aan fosfaat. De fosfaat die in kunstmest zit is afkomstig uit fosfaatrots, een eindige grondstofvoorraad die voor 70% uit mijnen in Marokko komt. Voorspellingen geven aan dat fosfaatrots al de komende 50-100 jaar kan opraken. Waar de omvangrijke veehouderij in Europa genoeg mest produceert om het land te bemesten, is dit niet het geval in (ontwikkelings)landen waar het veevoer wordt verbouwd. Daarom wordt de fosfaatkringloop niet mondiaal gesloten. Wereldwijd zien we daarnaast een trend van het vangen van stikstof uit de lucht en de binding ervan in de bodem.

Cordell, D., Drangert, J. O., & White, S. (2009), p. 292-293.

Visvangst

Omdat sinds 1990 de Europese visvangst sterk wordt gereguleerd, is de vangst afgenomen en zijn we afhankelijk van visimport. De vis die in de Noordzee wordt gevangen is een stuk jonger en kleiner dan in 1980. Verder is slechts 20% van de Europese vis gekweekt, terwijl dat in de rest van de wereld 40% is. Wereldwijd is de vispopulatie met een kwart afgenomen sinds 1950 en is 80% van alle commerciële visbestanden overbevist of geheel uitgeput. Uit data van ICES blijkt dat de regulering van de visvangst in Europa ervoor heeft gezorgd dat de visstanden weer aan het herstellen zijn. De viskweek groeit internationaal sterk, wat weliswaar goed nieuws is voor wilde visstanden, maar nadelig kan uitpakken bij te veel ruimtegebruik of wanneer wilde vis wordt gebruikt als voer. Daarnaast zijn eutrofiëring en gebruik van antibiotica factoren die nadelige effecten kunnen hebben op de duurzaamheid van viskwekerijen.

PBL (2011), p. 20-21.

ICES (2015).

Zie ook de concrete data van de visstanden in ICES (2017).